Na eerdere schandalen rond advocaten Youssef Taghi en Inez Weski staat de Nederlandse advocatuur weer in een kwaad daglicht. TV-presentator Khalid Kasem zou als advocaat met 8.000 euro een zogeheten selectiefunctionaris bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) hebben omgekocht, om zijn cliënt eerder vrij te krijgen.
Die cliënt vertelde dat in 2019 tegen wijlen Peter R. De Vries die samen met zijn zoon Royce en Khalid Kasem een advocatenkantoor runde, onthulde het AD op basis van gelekte audio-opnames. De Vries, die er een gewoonte van maakte gesprekken op te nemen, confronteerde Kasem met de omkoping, waarop Kasem de omkoping niet ontkende. In de dialoog die het AD optekende lijkt hij die zelfs te bevestigen.
Sinds het AD Kasem met de opnames confronteerde, ontkent hij de omkoping echter nadrukkelijk. Kasem, die in verband met alle ophef zijn tv-werk heeft neergelegd, zou ‘slechts’ „op ongepaste wijze” een hoge openstaande rekening van de cliënt hebben geprobeerd geïnd te krijgen: door de suggestie te wekken dat hij de selectie-ambtenaar had omgekocht.
Lees ook
Integriteitskwesties lopen als een rode draad door Kasems leven
Belangrijke rol
Nederland telt volgens het ministerie van Veiligheid en Justitie 94 selectiefunctionarissen. Zij werken vanuit het DJI-hoofdkantoor in Den Haag en beslissen namens de minister voor Rechtsbescherming onder meer op welke afdeling en in welk regime een gedetineerde belandt en ook of een gedetineerde met verlof mag.
„De selectiefunctionaris speelt dus een belangrijke rol bij het toekennen van bepaalde vrijheden”, zegt advocaat Ruben Kool. Hij is gespecialiseerd in detentierecht: een niche in het strafrecht die draait om het aanvechten van besluiten die de gevangenisdirecteur en de selectiefunctionaris nemen, bijvoorbeeld over het gevangenisregime waarin een gedetineerde wordt geplaatst. De wetgeving rond vroeger vrijkomen is in 2021 strenger geworden: een veroordeelde kan nu maximaal twee jaar eerder vrijkomen en alleen als twee derde van de straf is uitgezeten.
Maar, zo tekent Kool aan, er is maar een beperkt aantal kwesties waar een selectiefunctionaris over mag beslissen. Dat stellen ook hoogleraar Penitentiair Recht aan de Radboud Universiteit Sonja Meijer en detentierechtadvocaat Thomas van der Horst. De selectiefunctionaris kan dus niet op eigen houtje bepalen dat het tijd is dat een gevangene in vrijheid gesteld wordt, zonder dat dit binnen de wettelijke kaders past. Ten tijde van de vermeende omkopingszaak gold, simpel gezegd, dat gedetineerden na twee derde van het uitzitten van hun celstraf voor voorwaardelijke invrijheidsstelling in aanmerking kwamen. Zij kwamen dan vrij op de voorwaarde dat zij tijdens het restant van hun straf niet in de fout mochten gaan. „Die voorwaardelijke invrijheidsstelling werd destijds van rechtswege verleend. De selectiefunctionaris had daarin geen fundamentele rol”, zegt Meijer.
Lees ook
Ondermijning van de advocaat tast de rechtsstaat aan
Enkelband
Aangezien de selectiefunctionaris geen invloed heeft op de voorwaardelijke invrijheidsstelling, kan volgens de deskundigen die NRC raadpleegde de omkoping alléén zin hebben gehad als die samenhing met de deelname aan een zogeheten penitentiair programma. Daarmee kon een gedetineerde, voorafgaand aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling, het laatste deel van zijn gevangenisstraf thuis uitzitten met een enkelband.
Deelname aan dat programma was in 2019 alleen mogelijk als aan strikte wettelijke criteria werd voldaan. Zo moest vijf zesde van de gevangenisstraf al zijn uitgezeten en mocht de resterende celstraf niet langer dan een jaar bedragen. Zowel de gevangenisdirecteur als de gedetineerde kon dat programma aanvragen en het was vervolgens de selectiefunctionaris die de eindbeslissing nam. „De enige manier waarop je vóór 2019 een selectiefunctionaris zou kunnen beïnvloeden om eerder vrij te komen is via dat penitentiair programma”, zegt Meijer.
Dat beamen ook Kool en Van der Horst. Tegelijkertijd wijzen zij op de checks and balances in het systeem. Want destijds moesten zowel de gevangenisdirecteur, de case manager van de gedetineerde, de reclassering en – bij celstraffen boven de twee jaar – ook het OM adviseren over het penitentiair programma. Kool: „Het lijkt mij heel raar dat als al deze partijen het geen goed idee vinden, de selectiefunctionaris vervolgens zegt ‘dat gaan we wél doen’. Ik heb dat nog nooit meegemaakt, maar het valt ook niet volledig uit te sluiten, want de eindbeslissing ligt wel bij de selectiefunctionaris.”
En, zo benadrukt Van der Horst, bij het nemen van die beslissing heeft die selectiefunctionaris wel veel vrijheid. Volgens Van der Horst zijn de adviezen over het toekennen van bepaalde vrijheden niet altijd gelijkluidend, en kan bijvoorbeeld het OM tegen zijn. „Het komt dan voor dat een selectiefunctionaris toch positief beslist.”
Kool ziet ten slotte nog een complicerende factor bij eventuele omkoping. Gedetineerden hebben gedurende hun gevangenschap in principe geen vaste selectiefunctionaris. „Je hebt dus geen invloed op welke selectiefunctionaris jouw verzoek voor deelname aan een penitentiair programma behandelt.”